Fosfaat (fosfor) - P
Fosfaat is een zuurrest van het mineraal fosfor en is nodig voor de energiehuishouding en de spier- en zenuwwerking. Fosfaat zorgt ook voor stevige botten en tanden, samen met calcium (een bestanddeel van kalk). Daarnaast speelt het ook een belangrijke rol bij de instandhouding van de juiste zuurtegraad (pH) van het bloed. Het hormoon PTH en vitamine D houden het fosfaat- en calciumgehalte op peil. Een te hoog fosfaatgehalte kan resulteren in orgaanschade doordat het fosfaat kan neerslaan. Fosfaat speelt een rol in een zeer groot aantal biochemische reacties waaronder celdeling en celreproductie, botvorming, zenuwstelsel en hart- en nierfunctie. Zonder fosfaat kan geen vit. B2 en B3 worden opgenomen. Daarnaast zijn fosfaten als cofactor belangrijk voor de omzetting van koolhydraten, eiwitten en vetten. Fosfaten zijn ook essentieel voor de instandhouding van het zuur-base evenwicht. Tenslotte bevat ook ons erfelijk materiaal (DNA, RNA) fosfor.
In voedingsmiddelen is fosfaat meestal gebonden aan eiwit. In voedingsmiddelen met veel eiwit zit dus ook veel fosfaat.
Bronnen
Fosfor komt in alle voedingsmiddelen voor in de vorm van fosfaat. Fosfaat komt vooral voor in melk, melkproducten, vis, vlees, zilvervliesrijst, noten, sesamzaad, peulvruchten, aardappelen en volkorenbroodproducten. Fosfaat is ook toegevoegd aan een aantal soorten voedsel, zoals kaas, worst en ham.
Bij de mens moet de Calcium/Fosfor-verhouding in de voeding groter zijn dan 1, bij voorkeur ongeveer 1,3. Deze verhouding zou nooit tot de waarde 0,5 mogen dalen, omdat een te hoge fosforopname de botafbraak stimuleert, wat vooral bij een te lage calciumopname kan leiden tot osteoporose. De Ca/P-verhouding bedraagt 2 in moedermelk. Fosfaten kunnen ook gevonden worden in planten. Mensen hebben de natuurlijke fosfaatvoorraad radicaal veranderd door de toevoeging van fosfaatrijke meststoffen aan de bodem en door het gebruik van fosfaatbevattende wasmiddelen.