Inhalatie-allergenen
In de IgE-inhalatiescreening wordt getest op 9 verschillende groepen (pools) met op elkaar lijkende inhalatie-allergenen. Het betreft boompollen van vroeg- en laatbloeiende boomsoorten, huidschilfers van gedomesticeerde dieren, vroegbloeiende en laatbloeiende grassoorten, huisstofproducerende organismen, knaagdieren, pluimvee en huisschimmels.
De volgende 42 inhalatie-allergenen worden onderzocht:
Els, hazelnoot, populier, boswilg, iep, esdoorn, berk, beuk, eik, walnoot, hond, paard, rund, kat, kropaar, doddengras, veldbeemdgras, raaigras, beemdlangbloem, raaigras, rogge, reukgras, riet, gestreepte witbol, Dermatoph. farinae, Dermatoph. fteronyssinus, huisstof, kakkerlak, hamster, konijn, muis, cavia, rat, eend, gans, kip, kalkoen, Alter. alternata, Asper. fumigatus, Candida albicans, Clado. herbarum, Penni. notatum.
Lees hier meer over allergiediagnostiek.
NB. Er is bij deze parameter een analytische verstoring mogelijk bij hoog gedoseerde suppletie met biotine. Hierdoor kan er een vals-negatief of vals-positief optreden. Daarom geldt het volgende advies:
Bij inname van > 5 mg biotine per dag, moet dit 8 uur voor de bloedafname worden gestaakt.
Bij inname van > 100 mg biotine per dag, moet dit minstens 5 dagen voor de bloedafname worden gestaakt.